Tips voor het inspelen
Toonladders of ladderpatronen waren regelmatig te horen op de gangen op het conservatorium waar ik studeerde. Soms met een heerlijke klank die heel bewust werd gevormd; groter en kleiner gemaakt, dieper, kernachtiger, ronder, gestretcht in hoogte en laagte om zo overal de optimale resonantie en zuiverheid te bereiken.
Soms klonk het minder mooi, niet gefocust, niet ‘lekker’, maar routinematig. Dat ligt natuurlijk op de loer; je moet van jezelf of van je docent inspelen en voor je het weet sta je op de automatische piloot je riedeltjes af te draaien alvorens te beginnen aan het ‘echte werk’.
Ik zag een keer een masterclass van trompettist Wynton Marsalis waarbij aanraadde om altijd, wat je ook speelt, te doen alsof je op een podium voor een groot publiek staat. Niet om daar nu zenuwachtig van te worden, maar om altijd je best te doen om zo mooi mogelijk te spelen. Hij speelde vervolgens een simpele inspeeloefening; langzaam, geconcentreerd en met een prachtige klank. Ik heb dit onthouden en probeer sindsdien ook de simpelste oefening met intentie te spelen.
Ik hoop dat dit jou ook inspireert om van elke oefening die je speelt muziek te maken.
Een hele goede inspeeloefening is het spelen van toonladders; muziek is opgebouwd uit toonladders en zij geven je dus inzicht en gevoel voor de structuur van muziek. Dit is dus een mooie manier om muzikale en technische aspecten te oefenen.
Hieronder vier aspecten waarop je je kunt focussen tijdens het spelen van een toonladder (of toonladderpatroon):
Klank
Focus op het maken van een mooie klank, waarbij je let op kleur, kern, egaliteit, ademhaling, ontspanning, zuiverheid of misschien kun je nog een ander aspect bedenken. Begin langzaam en maak elke klank zo mooi mogelijk.
Snelheid
Je kunt ook snelheid oefenen met behulp van een toonladder, maar daarin wil je nog steeds een mooie en egale klank hebben, want wat heb je aan snel kunnen spelen als het niet mooi is? Snelheid gaat dus niet alleen om vingers, maar om het gehele plaatje. Voor het oefenen van alleen de beweging van je vingers kun je de toonladder spelen zonder te blazen. Je bent dan veel bewuster van de bewegingen die je maakt.
Intervallen
Bij een toonladder heeft iedere toon zijn eigen functie en kleur. De grondtoon voelt als thuiskomen. Een grote, majeur, terts ( de derde toon in de toonladder) heeft een open karakter en een kleine, mineur, terts klinkt wat droeviger, grimmiger, of ‘blue’. De zevende toon wil graag oplossen naar de volgende, die weer de grondtoon is.
Het is niet helemaal in woorden uit te drukken, zeker niet voor alle muziek, maar wel te voelen. Speel maar eens de toonladder waar jouw stuk in staat; neem de tijd en voel de functie van iedere toon.
Als je stuk een begeleidingstrack heeft, kun je op een zelf gekozen tempo de toonladder mee te spelen met de muziek.
Ritme
Je kunt een toonladder ook gebruiken om ritmisch wat sterker te worden. Hiervoor kun je een metronoom gebruiken zodat je jezelf kunt controleren. Zet bijvoorbeeld de puls op ’60’ en neem dit als tel. Vervolgens kun je per tel één, twee, drie of vier tonen spelen en zo de snelheid bepalen waarop je de toonladder speelt (heen en terug en als mogelijk over het hele bereik van je saxofoon).
Controleer jezelf steeds of je nog samen bent met de metronoom.
Je kunt ook andere ritmische figuren gebruiken bijvoorbeeld uit een stuk waar je mee bezig bent.
Wat is jouw manier om in te spelen? Heb je zelf ook een ’toonladdertip’? Laat het me weten en plaats je reactie hieronder!